Van Bandung naar Pangandaran

Indonesische steden zijn druk en luidruchtig, dus we krijgen steeds meer zin in zon, zee en strand. Pangandaran lijkt daarvoor de perfecte bestemming, maar op weg naar de kust brengen we een kort bezoekje aan Bandung, Cipanas en Garut.

In Bandung vond dit jaar de Asian African Conference plaats en die gelegenheid werd aangegrepen om de stad een flinke opknapbeurt te geven. De oude art deco gebouwen zijn in volle glorie hersteld en de stad is buitengewoon schoon. Veel Indonesiers besluiten de laatste dagen van hun Lebaran vakantie te gebruiken om naar Bandung af te reizen en er net als wij een rij mooie plaatjes te schieten en te genieten van de leuke restaurantjes en barretjes in het centrum. We ontdekken en een restaurant dat stamppot en kroketten serveert, maar besluiten bij nasi en mie te blijven. Zoals thuis kan de stamppot hier immers toch nooit smaken!

Ondertussen worden we non-stop bestookt met ‘Hellooo Misterrr’, ‘Hellooo Miss’ en ontelbare selfie verzoekjes. Vaak erg grappig maar soms passen we vriendelijk, want rond de Alun-Alun – het centrale plein van de meeste steden – komen we soms echt niet vooruit. Ondertussen hebben we ontdekt dat de meeste locals het verschil tussen mister en miss niet kennen en de twee woorden gewoon door elkaar gebruiken. Doordat de meeste Indonesiërs geen woord engels praten pikken we zelf veel meer van het Baha!? Indonesisch op als van het Thais en Maleisisch. Op de meeste menukaarten ontbreken de prijzen die we dus altijd even checken voor we bestellen. Bedragen als ‘empat lima puluh ribuh’, 45000 Ruphia vormen ondertussen geen enkel probleem meer. Om er nog maar een interessant weetje tegenaan te gooien: Waar we in Nepal geconfronteerd werden met de zogenaamde Indische head-wobble (een combinatie van een ja en nee knik en het losschudden van je nekspieren) dat eigenlijk gewoon ‘ja’ betekend, maken de touts, taxichauffeurs en rikshacoureurs een wuivend ‘ga weg’ gebaar en bedoelen eigenlijk kijk hier, kom naar me toe.

Na twee nachtjes Bandung nemen we de bus richting Garut en stappen een paar kilometer voor de stad uit. Van daar lopen we in een uurtje naar Cipanas, een klein dorpje tussen de rijstvelden aan de voet van een paar uitgedoofde vulkanen. Een aantal warm water bronnen zorgen voor de bekendheid van Cipanas en een aantal hotels beschikken over mooie baden die in de smaak lijken te vallen bij de Indonesische toeristen. We relaxen een dagje in Cipanas en wandelen de volgende dag richting Garut. Om het vervolg van de reis naar Pangandaran te plannen lopen we langs het busstation om uit te vogelen hoe we in Pangandaran kunnen komen. Met veel handen- en voetenwerk wordt duidelijk dat we in Tasik Malaya moeten overstappen. We worden door het hele busstation voor gek verklaard dat we van Cipanas naar Garut gelopen zijn. Lopen is echt not-done in Indonesië. Eenmaal in Garut blijkt het vinden van een slaapplek een hele opgave. Na veel vragen en zoeken vinden we een hotel, maar dat blijkt vol te zitten. We krijgen aanwijzingen voor een andere plek, maar begrijpen er weinig van. Twee uur later hebben we nog steeds geen plek gevonden en besluiten iets te gaan eten. De eigenaar van het eetkraampje blijkt veertien jaar op een cruiseschip te hebben gewerkt en spreekt behoorlijk engels. We grijpen de kans met beide handen aan en na een lekkere maaltijd gaan we gewapend met een getekende plattegrond op zoek naar een homestay. En met succes! We betalen er bijna drie keer zoveel dan gebruikelijk, er komt geen water uit de douche en als we om korting vragen voor de kapotte douche is de eigenaar opeens de eigenaar niet meer en gaat zijn engels in verassend snel tempo achteruit. Wij zijn in ieder geval blij dat we een bed hebben voor vannacht!

De rit naar Pangandaran verloopt soepel. Op een lekke band na. En een bus die het uiteindelijk helemaal begeeft. En een Zwitser die zonder blikken of blozen akkoord gaat met een veel te hoge prijs waardoor wij na een stevig potje onderhandelen ook nog steeds teveel betalen. Maar in de loop van de middag is daar zon, zee en strand. We vinden een geweldig guesthouse met een enorm luxe inbegrepen ontbijt en gezellige kamers. Hoewel er in en rond Pangandaran een aantal mooie plekjes te zien zijn willen we eigenlijk maar één ding: surfen! We regelen een surfles en even later liggen we met onze longboards op het strand. Eerst droog oefenen dus. Een half uurtje later peddelen we als een bezetene om onze eerste golf te pakken die ons vervolgens keihard terug pakt. Maar zoals beloofd door de surfmaster staan we binnen twee op de boards. Kort natuurlijk, maar een heerlijk gevoel. De volgende dag huren we weer twee boards en oefenen nog een paar uur met als gevolg spierpijn in onze armen en schouders.

 De paar dagen aan zee hebben ons in ieder geval weer nieuwe energie gegeven om Java te verkennen, dus op naar de indrukwekkende tempels rond Yogyakarta!