Onderweg naar Belaga

We hebben ondertussen de nodige kilometers per bus afgelegd en besluiten voor de afwisseling gebruik te maken van de boten op de Rejang rivier om het binnenland van Sarawak te verkennen. Om de Sungei Rejang te bereiken rijden we eerst naar Sibu waar we de boot tickets naar Kapit regelen, een mooie chinese pagoda beklimmen en de attractie van de avond zijn als we op de nightmarket ons diner bij elkaar sprokkelen en wat verschillende gerechtjes proberen. Vooral de toetjes zijn in overvloed aanwezig en bevallen natuurlijk wel.

De volgende ochtend vroeg uit de veren om nog even door Sibu te kunnen wandelen en op tijd bij de pier te zijn. Als we daar rond half twaalf aankomen maken we kennis met de ‘flying coffins’, de vliegende doodskisten die de expressdienst tussen de verschillende dorpen langs de rivier vormen. De boten hebben een super gestroomlijnde vorm en een enorme motor, waardoor ze met gemak snelheden van 60 km per uur halen. De airco blaast een ijskoude lucht door de hele boot en op het videoscherm worden tien jaar oude WWA-Wrestling video’s gedraaid die ze hier blijkbaar reuze interessant vinden. De komende dagen zouden we de nodige potjes worstelen bekijken.

De vaart van Sibu naar Kapit duurt ongeveer drie uur en als we in Kapit onze vliegende doodskist willen verlaten beginnen er meteen mensen in te stappen en worden er kippen, koelkasten, autobanden van het dak van de boot geladen terwijl een ander groepje mannen de vrijgekomen plek meteen weer met dozen vult. Balanserend op het smalle randje rond de boot localiseren we onze rugzakken en kletsnat van het zweet verlaten we de pier opzoek naar een plekje om de nacht door te brengen.

De eerste drie hotels die we binnen gaan blijken allemaal vol te zitten en we krijgen de indruk dat ze het eigenlijk maar lastig vinden om gasten over de vloer te hebben die geen Malay spreken. Het Gawai feest is immers lang voorbij en tot nu toe hebben we sinds we Kuching verlieten geen toerist meer gezien. Uiteindelijk vinden we een kamer in een iets duurder hotel, maar daarom wel airco en een grote badkamer met warm water. Kleren wassen dus!

Om verder stroom opwaarts te kunnen reizen hebben we een permit nodig van de locale overheid. Het residence office blijkt te zijn verhuisd en te ver weg om te lopen. Op de markt springen we in een mini-van die een aantal passagiers naar huis brengt voordat we bij het residence office aankomen. Leuke sight-seeing rond Kapit, dat per auto niet te bereiken is en maar een paar verharde wegen heeft. De permits zijn, net als een ritje terug naar Kapit snel geregeld. Niemand kan ons vertellen waar en wanneer we tickets voor de boot richting Belaga kunnen kopen, dus de volgende ochtend weer vroeg naar de pier. Terwijl er al tickets verkocht worden voor een aantal andere bestemmingen is er voor Belaga nog niemand te zien. Een uurtje later hebben we meer geluk en bemachtigen we twee tickets en hebben we nog genoeg tijd voor een mee-hoohn soepje als ontbijt. Zowel in Sibu en Kapit is er niet veel te beleven en is het leven van de locals op en rond de rivier en de reis er naartoe de grootste attractie.

De boot naar Belaga is lang niet zo druk en vol gepakt als tijdens onze vorige vaart. We besluiten dan ook al snel het voorbeeld van een paar locals te volgen en onze stoelen te verlaten om op het dak van de boot te klimmen. Heerlijk uitwaaien terwijl het regenwoud en een enkel longhouse links en rechts voorbij schiet. Op het dak van de boot wordt één van de gevolgen van de ontbossing van Borneo pijnlijk duidelijk. Het water in de rivier is de afgelopen jaren bruin gekleurd door de erosie van het omringende land. Eeuwenoud regenwoud maakt in bizar tempo plaats voor palm-olie plantages en wordt gekapt voor de hout industrie. Uiteindelijk zullen waarschijnlijk alleen de kleine stukjes gespaard blijven die onder de hoede van een nationaal park vallen.