Weg van alles in Belaga

De kapitein – of piloot? – van de lying coffin naar Belaga manoeuvreert de boot handig door de … Stroomversnelling. Als de rivier te wild wordt worden wij, de white people, verzocht weer naar binnen te gaan. Achteraf valt het allemaal reuze mee en kunnen we na een uurtje weer lekker uitwaaien op het dak, weg van de worstel dvd’s. Tegen drieën bereiken we het dorpje Belaga, diep in de jungle van Sarawak en pas sinds twee jaar per jeep te bereiken. Tot die tijd was Belaga alleen per boot over de Sungei Rejang te bereiken en ook nu nog wordt het dorp vooral,per boot bevoorraad en reizen de locals vrijwel zonder uitzondering over het water.

Terwijl we bepakt door de drie straatjes van Belaga lopen wijst iedereen ons richting Daniël, mister Daniël Levoh. Daniël runt een klein guesthouse en is de enige dorpsbewoner die meer dan tien woorden engels spreekt. Veel verder dan tien Maleisische woorden komen we ook niet trouwens, de belangrijkste alinea in onze talengids zijn de gerechten en ingredienten. Daniël is niet thuis, maar zijn zoon laat ons binnen, we zijn weer gesetteld voor een dag of drie.

Belaga is een heerlijk plekje om even te niksen aan de oever van de rivier waar we de afgelopen dagen over reisden. Sinds de aanleg van een dam verder stroom opwaarts en een kleine weg richting Bintulu heeft Belaga zich een klein beetje ontwikkeld, maar de mensen langs de rivier leiden een traditioneel leven. Geen koppensnellers in traditionele outfits natuurlijk, maar families in grote longhouses, voor een groot deel zelfvoorzienend en in hun hoofden nog ver weg van de ‘grote stad’. Als we een paar longhouses willen bekijken ontmoeten we behalve onze gids Daniël ook de boatsman Hussein, die tijdens onze trip hele gesprekken voert met de boot, de buitenboordmotor en de jungle. Het grootste longhouse dat we bezoeken is wel 150 meter lang en bestaat uit bijna vijftig woningen. In ruil voor wat giften (rijst, rijstbier, suiker) worden we uitgenodigd om een hapje mee te eten met een familie. Ze zijn net bezig een nieuw huis te bouwen. Geen longhouse op palen, maar een conventioneel huis, zodat een van de zonen van de familie weer gewoon binnen kan slapen. Nadat hij volgens de familie tijdens de afgelopen jaren drie keer stierf en weer tot leven kwam durft hij de trapjes niet meer op. De arme stakker is gehandicapt, maar deze mensen houden er een ander denkbeeld, geloof en levenswijze op na.

Hoe anders deze wereld is ontdekten we een dag eerder toen we er op eigen houtje op uit trokken. Na wat handen- en voetenwerk vonden we iemand die ons met zijn bootje aan de andere kant van de rivier af wilde zetten aan het begin van de trail richting Sihan. We wisten niet precies wat te verwachten, maar de vlinders die we tijdens onze wandeling vinden zijn betoverend mooi. Na twee uurtjes doemen er in de verte een aantal houten hutjes op: Sihan. Met geen weg of rivier in de buurt gaan we in Sihan echt even terug in de tijd. Als we op uitnodiging van één van de mannen een kijkje nemen in een hut slaat Nadieh al snel de schrik om het hart. Iedereen draagt behalve een doek om hun middel een groot kapmes. De hut bevat niet meer dan een hangmat, een kleine radio en een paar planken die voor bed door moeten gaan. Natuurlijk heeft iedereen hier net zo’n vredelievende bedoelingen als alle andere mensen die we tot nu toe ontmoetten, maar als Nadieh het grote geweer aan de deur ontdekt is het genoeg geweest. Naar buiten, schoenen aan en wegwezen: “Ik zag mezelf al in zo’n grote ketel!”. Tot zo ver dus Sihan, gelukkig maakten we nog wel een paar mooie foto’s.

Na vier dagen Belaga organiseren we een jeep die ons naar Bintulu brengt, terug naar de stad, terug naar kedai kopi’s en night markets.